De Audi A1 citycarver - met kleine c - is het nieuwe stadsautootje van Audi. Geen Q1, want vierwielaandrijving is op deze citycarver niet beschikbaar. Daarmee doet Audi een stap in een segment waar je hen eigenlijk niet verwacht. Het is het segment van de Hyundai Getz Cross en de Rover 25 Streetwise, tegenwoordig nog bewoond door de Dacia Sandero Stepway. Typerend voor dit soort wagens zijn de kunststoffen onderdelen die je rondom de carrosserie ziet. Ook staat de A1 citycarver hoger boven de grond, zowat vier centimeter in vergelijking met een standaard A1.

geen Mini-Q2

Het is trouwens wat met de naamgeving van de offroad- en alsofroad-Audi's. Na de quattro, de Allroads en de Q-modellen is er dus deze A1 citycarver. Dat er een specifieke reden voor die naamgeving is, las je al in een ander artikel. Daar lees je ook dat de A1 citycarver weinig gemeen heeft met de Q2, hoewel je zou denken dat het zijn kleine broer is. Wat de A1 citycarver wel overneemt van zijn Q-broertjes is de achthoekige grille, die als een opengesperde muil op de A1 lijkt te staan, zeker in de versie met het zwartgelakte Audi-logo. Onderaan de bumper krijgen we een extra beschermplaat, mocht je die verkeersremmer toch verkeerd ingeschat hebben.

De veranderingen aan de citycarver zijn enkel uiterlijk vertoon. Aan de binnenzijde vallen vooral de accenten in koetswerkkleur op; zaken die het interieur wat frisser laten ogen, zeker als je voor de oranje kleur van ons testmodel gekozen hebt. Maar voor de rest? We zien vooral het A1-interieur terugkomen. Niet dat daar iets mis mee is, de ergonomie zit bij Audi nog altijd goed. Toch zie je in de A1 niet altijd de afwerking van de grotere Audi-modellen terug en moet je het her en der doen met een stukje hard en kaal ogen plastic.

Laat je niet misleiden door de "30 TFSI" op de kofferklep: in Audi's logica gaat het daarbij om een 1.000 cc grote driecilinder en geen drieliter turbo, zoals we grinnikend aanhoorden toen omstaanders de badge aflazen. Die motor is goed voor 116 pk. Daarmee vormt hij het zwaartepunt van het gamma, aan de ene kant begrensd door de 25 TFSI met 95 pk, aan de andere kant door de 35 TFSI met 150 pk. Je leest het goed, geen diesels en ook geen vierwielaangedreven varianten voor deze citycarver-versie van de A1.

De éénliter doet zijn werk naar behoren, hij wordt enkel bij belasting wat luidruchtig en dan valt de driecilinderloop op. Wel hadden we een klein gevechtje met het start/stopsysteem telkens we wilden vertrekken aan een kruispunt. Dat systeem is ingesteld om te besparen en werkt daardoor niet zo kwiek. Kwiek was wel het rijgedrag, iets comfortabeler dan bij de gewone A1 zelfs, al had de sturing wat minder gevoelloos mogen zijn. Klinisch eigenlijk, we dachten dat ze daar intussen voorbij waren bij Audi.

Met zes versnellingen en 116 pk krijg je de A1 citycarver voor 25.510 euro mee. Dat is exact tweeduizend euro meer dan je voor de gewone A1 hatchback betaalt. Wil je wat extra dan betaal je daar uiteraard af en toe stevig voor bij, zodat de prijs van onze testwagen uiteindelijk boven de 40.000 euro uitkwam, voor een A1. We vonden destijds dat een Q2 voor hetzelfde bedrag al stevig geprijsd was.

conclusie

De Audi A1 citycarver is de stoerder ogende versie van de A1. Hij zet met wat uiterlijk opsmuk een meer geprononceerd gezicht op en kijkt ook hoger over de massa uit. Hij combineert dat met een dartel rijgedrag, al werken motor en technologie niet helemaal samen. Daarbij komt nog dat je voor de prijs van onze uitgeruste testwagen twee basis-A1's kan kopen. Is dat niet wat veel voor de kleinste Audi in het gamma?