Een Panther Solo doet bij erg weinig mensen een belletje rinkelen. De 2+2 sportcoupé van de Britse fabrikant werd dan ook in erg kleine oplage gebouwd. Het merk (voluit Panther Westwinds) werd in de jaren ’80 overgenomen door een Koreaanse zakenman die dadelijk wat Koreaanse vormen introduceerde.
Begin jaren ’90 werd het opnieuw overgenomen; ditmaal door door Ssangyong, een merk dat bij velen in de oren klinkt als "dat merk dat op het randje van failliet staat". Maar wat normaal, volgens diezelfden, want de wagens die het merk tegenwoordig voortbrengt kijken beter niet in de spiegel. In de jaren ‘80 lag dat echter wat anders. Ssangyong was een opkomend merk dat kapitaal over had om verschillende andere kleine (overwegend Britse) merken over te nemen. Een merk daarvan was Panther. Voorheen bouwden ze enkel jeeps voor de US Army.
Bij Panther vinden we een aantal sportieve modellen terug, waaronder de Solo, onderwerp van deze ‘vergeten auto’. Er is sprake van drie reeksen Solo’s. De Solo I was bedoeld als vervanger voor de Kallista, het volumemodel van Panther. (deze zag er van ver wat uit als een Morgan) Hij bediende zich van de 1.6-motor uit de Ford Fiesta XR2. De architectuur was opgevat als middenmotor met achterwielaandrijving. Hij kreeg eenvoudige techniek mee, samen met een polyester kas en een ontwerp eigen aan de tijd. Toch werd het project stopgezet toen Toyota de MR-2 uitbracht en Panther niet kon opboksen tegen de concurrentie van deze Japanner.
Panther besloot het prototype verder door te ontwikkelen en kwam tot een 2+2 coupé met vierwielaandrijving. De stevigere motor kwam opnieuw van Ford, ditmaal ging men shoppen bij de Ford Sierra RS Cosworth. Een 2.0 motor was dus de krachtbron, met 204 pk had deze zowat het dubbele van het vermogen dat de Solo I voortbracht. Maar niet alleen de motor kwam uit de Sierra Cosworth, ook de Borg-Warner-transmissie, de Ferguson-vierwielaandrijving en de sperdifferentiëlen werden overgenomen van Ford. De motor was voldoende sterk om de 1.340 kg wegende Solo II voort te stuwen van 0-100 in 6,8 seconden. De topsnelheid lag op 232 km/u.
Voor de aerodynamica zorgde March Engineering, een bedrijf dat in die jaren vooral Britse automerken ondersteunde in de Formule 2, Formule 3, Indycar en IMSA GTP-klasses. Om gewicht te besparen werd geopteerd voor een space frame bestaande uit aluminium en koolstofvezel. In de zijbalken van de deuren verwerkten de ingenieurs Kevlar om te voldoen aan de Amerikaanse veiligheidsstandaarden. Daardoor was een rolkooi overbodig. Ook aan de buitenzijde zien we onderdelen van Ford-makelij terugkomen. Opvallendst zijn de achterlichten uit de Sierra en RS200.
De Solo II werd in een erg kleine oplage gebouwd. Hoeveel exemplaren van deze Solo uiteindelijk gebouwd werden is niet bekend, schattingen gaan tussen de 12 en de 25 stuks. Slechts een twaalftal overleefden de productiehal, terwijl nadien nog een aantal exemplaren in ongevallen betrokken raakten.
Net op het moment dat de Panther Solo II het levenslicht zag, werd het merk overgenomen door Ssangyong. Achteraf bekeken bleek dit voor de Solo II de doodsteek. De Solo bleek te duur voor wat hij was en Panther verloor geld bij elk gebouwd exemplaar. De Koreanen hadden gefaald en het bedrijf ging overkop, waarna Ssangyong de lopende zaken en infrastructuur overnam.
Als eerbetoon aan de Solo liet Ssangyong een prototype bouwen met de naam Solo III. Dit prototype kreeg dezelfde lichtgewicht-opbouw als het seriemodel Solo II, maar ditmaal werd geopteerd voor een 3.199 cc motor met een vermogen van 220 pk. Hiermee haalde de wagen volgens Ssangyong een top van 254 km/u en werd de 0-100 km/u afgelegd in 5,7 seconden. Ook werd een LeMans-versie gebouwd, deze kreeg een 1.997 cc-motor die 400 pk voortbracht en een top van 330 km/u haalde.
Reactie toevoegen
Je moet ingelogd zijn om reactie te plaatsen.
Inloggen